Uitzenders kennen een eigen fasesysteem als het gaat om contracten, in tegenstelling tot het ketensysteem van reguliere werkgevers. Hoe deze fasen precies lopen is afhankelijk van de CAO die wordt toegepast. De leden van de NBBU hanteren de CAO van de NBBU, terwijl de ABU-leden de CAO van de ABU toepassen. De uitzendbureaus die niet lid zijn van een brancheorganisatie passen de CAO van de ABU toe, omdat deze CAO algemeen verbindend is verklaard voor de branche.
De CAO van de ABU kent drie fasen:
- Fase A (78 gewerkte weken): Voor deze fase geldt het uitzendbeding. Dit betekent, dat indien de werkopdracht van een uitzendkracht afloopt door ziekte of opzegging vanuit de inlener, de uitzendkracht uit dienst is bij het uitzendbureau. Als de onderbreking tussen twee opdrachten langer duurt dan 26 weken, dan begint de uitzendkracht opnieuw in fase A. Is deze periode korter, dan tellen de weken door. In deze fase tellen niet gewerkte weken niet mee (bijvoorbeeld ziekte of vakantie).
- Fase B (vier jaar of maximaal 6 contracten): In deze fase komt de uitzendkracht op contract bij het uitzendbureau. Hoe lang de contracten zijn is vrij te bepalen. De uitzendkracht valt weer terug naar fase A bij een onderbreking van 26 weken.
- Fase C: contract voor onbepaalde tijd.
De CAO van de NBBU kent vier fasen:
- Fase 1 (26 gewerkte weken):
- Fase 2 (104 gewerkte weken):
- Fase 1 en 2 worden vaak aan elkaar gekoppeld. In beide fases kan het uitzendbeding gelden. Bij een onderbreking van 26 weken of langer, begint de telling opnieuw in fase 1. In deze fasen tellen niet gewerkte weken niet mee (bijvoorbeeld door ziekte of vakantie).
- Fase 3 (4 jaar of maximaal 6 contracten): Als de uitzendkracht 26 weken niet werkt voor het uitzendbureau en daarna weer begint, dan begint de telling van fase 1 weer opnieuw.
- Fase 4: dit is een contract voor onbepaalde tijd.
Per 1 juli 2016 wijzigt het fasensysteem van de NBBU cao.